Voedingstoestand weerspiegelt en voorspelt longfunctie na longtransplantatie

Eerder onderzoek suggereerde reeds dat ondervoeding gepaard gaat met een slechte prognose na een longtransplantatie. Het precieze verband kon men echter nog niet aantonen, en daarom besloten wetenschappers van de universiteit van Wenen dit verder te onderzoeken. Ze deden dit aan de hand van een retrospectieve studie, wat betekent dat ze gingen terugkijken naar de medische dossiers van mensen met muco die in het verleden een longtransplantatie hadden ondergaan. In totaal bekeken ze de voedingstoestand en (de evolutie van de) longfunctie van 58 getransplanteerde mensen met muco van gemiddeld 30 jaar oud over een periode van gemiddeld 10,3 maanden.

De onderzoekers gingen de voedingstoestand van de patiënten op twee verschillende manieren na: enerzijds berekenden ze de BMI (body mass index; gewicht/lengte²), anderzijds werd de lichaamssamenstelling van de getransplanteerde mensen gemeten. Dit deden ze door een bio-elektrische impedantie-analyse (BIA) uit te voeren, een onderzoek waarbij een (niet voelbare) elektrische stroom door het lichaam wordt gestuurd. Lichaamsweefsels zoals bloed en spieren geleiden de stroom goed, terwijl het tegenovergestelde geldt voor bot of vet. Tijdens de BIA wordt gemeten in welke mate de stroom in het lichaam tegengehouden wordt. Op die manier kan de lichaamssamenstelling bepaald worden. De longfunctie werd getest via een spirometrie.

Op basis van hun BMI werden de deelnemers opgesplitst in vier groepen. Hiervoor werden de richtlijnen van de Wereldgezondheidsorganisatie gevolgd, dit wil zeggen een BMI onder 18,5: ondervoeding, BMI tussen 18,5 en 24,9: normaal gewicht, BMI tussen 25 en 29,9: overgewicht, BMI boven 30: obesitas. De resultaten van deze opdeling toonden aan dat de ondervoede patiënten (27,6% van alle deelnemers) een opvallend slechtere longfunctie hadden dan mensen met een normaal gewicht of overgewicht (respectievelijk 63,8 en 8,6% van alle deelnemers): de éénsecondewaarde (of FEV1) van mensen met ondergewicht was 57% tegenover 77% bij de mensen die een gezond gewicht of overgewicht hadden. De onderzoekers stelden ook vast dat bij de ondervoede getransplanteerden, de longfunctie verder afnam over de tijd (tot een daling met wel 15%). Bij de mensen met een normaal of bovennormaal gewicht bleef de longfunctie stabiel.

Het team kon verder aantonen dat de resultaten van de BIA de evolutie van longfunctie konden voorspellen, en concludeerden daarom dat de voedingstoestand (afgeleid uit de lichaamssamenstelling; dus of er veel of weinig vet in het lichaam aanwezig is) van mucopatiënten na een longtransplantatie een sterke invloed heeft op de longfunctie. De onderzoekers breken daarom een lans voor het regelmatig uitvoeren van een BIA tijdens de opvolging van mucopatiënten na hun transplantatie. Deze studie toont ook nogmaals het nut aan van diëtisten en maag-darm-leverspecialisten in het mucoteam, in een poging ondervoeding te voorkomen of te beperken.

Dit artikel is een bewerking van dit bericht verschenen op de Amerikaanse nieuwswebsite CF News Today. Het volledige wetenschappelijke artikel vind je hier.